Wet maakt opleidingskosten verhaalbaar als werknemer onderneming verlaat
Een scholingsbeding is een beding waarbij de werknemer, die gedurende de uitvoering van zijn
arbeidsovereenkomst een specifieke vorming volgt op kosten van de werkgever, zich ertoe verbindt om aan
deze laatste een gedeelte van de vormingskosten terug te betalen ingeval hij de onderneming verlaat voor
het einde van de door de partijen overeengekomen periode.
Het scholingsbeding kan in beginsel betrekking hebben op alle werknemers verbonden door
een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.
Bestaansvoorwaarden
De toepassing van het scholingsbeding is onderworpen aan de naleving van bepaalde geldigheidsvoorwaarden:
- het jaarloon van de werknemer op wie het scholingsbeding van toepassing is, moet hoger zijn dan 39.353 €(bedrag van toepassing op 1 januari 2023). Dit bedrag is proportioneel van toepassing op deeltijdse werknemers. Die voorwaarde in verband met het jaarloon geldt echter niet indien het scholingsbeding betrekking heeft op een opleiding voor een beroep dat of een functie die voorkomt op de lijst van knelpuntberoepen of moeilijk in te vullen functies van de Gewesten.
- de vorming moet de werknemer toelaten om nieuwe professionele competenties te verwerven die desgevallend ook buiten de onderneming kunnen gevaloriseerd worden;
- de vorming dient ofwel tenminste 80 uren te bereiken ofwel een waarde hoger dan het dubbel van het gemiddeld minimum maandinkomen (zijnde 3.909,98 € op 1 december 2022).
- de vorming mag niet voortvloeien uit een wettelijk of reglementaire bepaling om het beroep waarvoor de werknemer werd aangeworven te kunnen uitoefenen. Deze voorwaarde geldt echter niet wanneer het gaat om een vorming voor een beroep dat of een functie die voorkomt op de lijst van knelpuntberoepen of moeilijk in te vullen functies van de Gewesten.
Wanneer de bovenvermelde voorwaarden niet vervuld zijn, wordt het scholingsbeding als onbestaand beschouwd wat betekent dat het geen enkel juridisch gevolg zal hebben. De beoordeling van de geldigheid van het beding gebeurt op het ogenblik waarop één van de partijen om de toepassing van het beding verzoekt.
Vormvoorwaarden
Op straffe van nietigheid dient het scholingsbeding schriftelijk te worden vastgesteld, ten laatste op het ogenblik van de aanvang van de verstrekte opleiding in het kader van dit beding. Het geschrift moet individueel zijn. Het bestaan van een scholingsbeding kan niet voortvloeien uit een vermelding in het arbeidsreglement of een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsniveau.
Dit geschrift dient een aantal verplichte vermeldingen te bevatten.
Meer informatie over het scholingsbeding vind je terug op Scholingsbeding – Fod Waso